Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Husserl

betekenis & definitie

Edmund, Duits filosoof, *8.4.1859 Prossnitz (Moravië), ♰27.4.1938 Freiburg im Breisgau. Husserl studeerde astronomie, wiskunde en fysica te Leipzig en Berlijn en volgde te Wenen de colleges van F.Brentano, die hem voor de beoefening van de filosofie deed kiezen.

In 1887 werd hij docent filosofie te Halle, van 1901—16 was hij hoogleraar te Göttingen en van 1916—28 te Freiburg im Breisgau. Al in de jaren 1884-86 kwam Husserl tot de stelling die het bewustzijn gelijkstelt met de →intentionaliteit, eerder al door Brentano aangehangen. Zijn belangstelling voor de wiskunde blijkt uit zijn in 1887 verschenen Ueber den Begriff der Zahl en in 1891 gepubliceerde Philosophie der Arithmetik, waarin de reflexie op de waarneming centraal staat; hij meende de grondbegrippen van de wiskunde te kunnen vinden in de aanschouwing, dus in de analyse van het subjectieve bewustzijn (overigens de eerste aanzet tot het verstaan van de fenomenen uit de zgn. wezensschouw).In een volgende periode trachtte Husserl de logica een sterk-filosofische grondslag te geven. De vraag waarvoor hij kwam te staan, was die naar de verhouding tussen psychologie en logica. In Logische Untersuchungen (2 dln. 1900—01) rekende hij af met het →psychologisme van zijn tijd, dat de normen van de normatieve wetenschappen afleidde uit de structuur van het bewustzijn. Hoe echter kan de objectiviteit van de wetenschappen samengaan met een psychologische fundering van de logica? Het psychologisme had geen oog voor het algemene, ideële, apriorische karakter van de logische oordelen, noch voor de zin van de logische wetten. Tegenover Brentano stelde Husserl dat de logische wetten niet in de beschrijvende psychologie gefundeerd dienden te worden, maar in een eigen gebied van transcendente wezens, in een psychologie van het wezen. Hij maakte hierbij onderscheid tussen de psychische activiteit (rekenen, vermenigvuldigen) en dat wat in die activiteit te voorschijn komt (getallen).

Van een empirische driehoek klom hij op tot het wezen van een driehoek. Hier was Husserl al terechtgekomen bij de eidetische reductie (→eidetiek; →fenomenologie); de categorie van de wezensschouw is een centraal thema van de Logische Untersuchungen; hiermee meende Husserl een fundament gevonden te hebben voor de normen van de logica.

In 1913 publiceerde Husserl zijn Ideen zu einer reinen Phänomenologie und phänomenol. Philosophie. In dit werk wordt een voor zijn denkontwikkeling belangrijke gedachte aangetroffen: de natuurlijke instelling, die de wereld neemt zoals zij is, moet worden uitgeschakeld en vervangen door een fenomenologische instelling. Slechts zo is een radicale overwinning van het naturalisme mogelijk. Wat dan overblijft is het transcendentale bewustzijn, d.w.z. de sfeer van de zuivere belevingen met hun zuivere bewustzijnscorrelaten. Sterk wordt hier de absoluutheid van het bewustzijn onderstreept.

Het realisme wordt prijsgegeven: de dingen worden in hun zuiverheid gekend, los van elke natuurlijke interpretatie. Deze transcendentale reductie (→fenomenologie) betekent geen vergeestelijking van de werkelijkheid, maar juist haar realisering. Husserl spreekt van een transcendentaal idealisme, dat in zijn latere geschriften steeds belangrijker zou worden. Op grond daarvan kan Husserl niet tot de voorlopers van de existentiefilosofie worden gerekend, ook al hebben vele existentialisten de methode van Husserl toegepast, Husserls fenomenologie blijft een essentialistische filosofie. De kritiek die zijn leerling M.→Merleau-Ponty later op hem leverde, is tekenend voor de distantie tussen de existentieel georiënteerde interpretatie van de fenomenologie en de meer essentialistische van Husserl zelf. Dank zij deze kon hij de vinger leggen op de zwakke plekken van het realisme en het idealisme.

M.n. in zijn Krisis der europ. Wissenschaften und die transzendentale Phänomenologie (1936) gaf Husserl een fundamentele kritiek op de vanuit transcendentaal gezichtspunt verkeerde premissen van beide stromingen. Zijn confrontatie met filosofen als Galilei, Descartes, Hume en Kant liep uit op de constatering dat deze denkers zijn uitgegaan van vóór-filosofische vooronderstellingen. De wetenschapsbeoefenaar maakt op de meest naïeve wijze gebruik van bepaalde vanzelfsprekende gegevens van het dagelijks leven. De wetenschap berust op een idealisering, verandering en reductie van de oorspronkelijke leefwereld. En het is de taak van de transcendentale fenomenologie deze leefwereld doorzichtig te maken.

Husserls invloed is enorm geweest. Zijn denken belichaamde een keerpunt in de geschiedenis van de filosofie. De Belg. filosoof H.L.van →Breda zag kans Husserls nalatenschap (40000 gestenografeerde paginas) uit handen van de Duitse nationaalsocialisten te houden en naar Leuven over te brengen in het door hem opgerichte Husserl-Archief. In 1950 begon hij met de reeks Husserliana. Uitgaven: Erfahrung und Urteil, door L.Landgrebe (1939); Cartesianische Meditationen und Pariser Vorträge, door S.Strasser (1949); Husserliana (18 dln. 1950—76). LITT. E.Levinas, La théorie de l’intuition dans la phénoménologie de Husserl (1930); M.Farber (red.), Philos, essays in memory of E.Husserl (1941); S.Bachelard, La logique de Husserl (1957); H.L.van Breda (red.), E.Husserl 1859-1938 (1959); L.Landgrebe, Der Weg der Phänomenologie (1963); I.Kern, Husserl und Kant (1964); T.de Boer, De ontwikkelingsgang in het denken van Husserl (1966); D.Cairns, Guide for translating Husserl (1973); J.Mohanty, E.Husserl’s theory of meaning (3e dr. 1976).

< >