Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

juist

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, meest —),

I. bn.,
1. in overeenstemming met recht en billijkheid: een juiste en evenredige beloning; gerechtvaardigd: de klacht is -;
2. in overeenstemming met de gestelde eisen, zoals het behoort of verlangd wordt: zijn reactie was —; een — optreden;
3. berekend voor, in overeenstemming met doel of bestemming, gepast, goed: een juiste toepassing; de juiste man op de juiste plaats; het juiste woord, dat de zaak nauwkeurig omschrijft; (ook) dat in de gegeven omstandigheden op zijn plaats is; het doel treffend, zuiver: een juiste blik; de juiste tact;
4. met de waarheid, het wezen van iets in overeenstemming, waar: dat is wetenschappelijk niet —; een juiste voorstelling van iets hebben; dat is minder —, zachtere uitdrukking voor verkeerd, fout of gelogen;
5. nauwkeurig bepaald, afgebakend, precies: het juiste bedrag;

II. bw.,

1. overeenstemmend met recht en billijkheid of met de gestelde eisen; — oordelen, handelen; de middelen kiezen;
2. naar het wezen of de waarheid: zich iets voorstellen; dat is — gezien;
3. nauwkeurig, net, precies: je hebt — geraden; ook als tw.; -! zo bedoel ik het; bij verschillende bep.: onder mijn raam; — van pas; bij een bep. van tijd: — op het ogenblik dat ...; ook abs., op hetzelfde, op dat of dit ogenblik: daar komt hij — (nu ik over hem spreek); ik ben er mee bezig (nu je ernaar vraagt); daarjuist, zoëven; soms zoveel als toevallig: altijd gaat hij met een paraplu uit, maar met die stortbui had hij er — geen bij zich;
4. volkomen, geheel en al: — de soort waar ik van houd; —wat ik gezegd heb; — als vroeger;
5. bepaald, net (vaak na ontkenning): niet gaan? integendeel, nu — wèl; dat is nu — het ongelukkige; waarom moet je nu — hèm hebben ?;
6. (gew.) dat is niet —, niet in de haak, in orde, niet pluis.