Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grondrecht

betekenis & definitie

o. (-en), 1. recht, rechtsinstellingen waarop het overige of latere recht steunt ⓔ;

2. een recht dat door de grondwet wordt gewaarborgd of, volgens sommigen, vóór en onafhankelijk daarvan bestaat, als de mens van nature toekomend, een van de mensenrechten ⓔ;
3. recht tot het gebruiken van de grond.

ⓔ STAATSRECHT. Grondrechten zijn de oorspronkelijke rechten van de burgers (of van alle mensen), door GW of wet gegarandeerd, ter bescherming van hun persoonlijke vrijheden tegenover de overheid. Grondrechten in deze zin duidt men wel aan met de term ‘klassieke grondrechten’, in tegenstelling tot de meer recente ‘sociale grondrechten’, die vooral na de Tweede Wereldoorlog in de belangstelling kwamen en die de burger juist recht geven op een prestatie van de kant van de overheid (zoals b.v. recht op algemene bijstand en recht op arbeid).

De klassieke grondrechten werden ten tijde van de Franse Revolutie samengevat in de Déclaration des droits de l’homme et du citoyen (1789). Vele van deze vrijheidsrechten, gebaseerd op de godsdienstige overtuiging van de eerste Engelse kolonisten in Amerika, werden neergelegd in de constituties van de Amerikaanse staten, direct na de Amerikaanse Declaration of Independence (1776). Een tweede bron voor deze vrijheidsrechten is te vinden in de Engelse Bill of Rights van 1689. Een derde bron is de leer van het natuurrecht.

Voor Nederland is met betrekking tot deze vrijheidsrechten naast de GW vooral van belang de in 1950 opgestelde Conventie tot Bescherming van de Rechten van de Mens en van de Fundamentele Vrijheden, later aangevuld met een nader protocol van 1952. Beide werden voor het Ned. recht bekrachtigd bij de wet van 28.7.1954, Stb. 335, met ingang van 31.8.1954.

Met betrekking tot de sociale grondrechten dient vooral te worden gewezen op de voorstellen tot herziening van de GW in het eindrapport van de Staatscommissie van Advies inzake de Grondwet en de Kieswet van 1971, waarin ook bepaalde suggesties worden gedaan tot opneming van sociale grondrechten in de GW.

In België zijn de verschillende grondrechten in de GW gegarandeerd (titel II, artt. 4-24) en de beperkingen weer met waarborgen omkleed.

VOLKENRECHT. Hier is in tweeërlei zin van grondrechten sprake: de idee van onvervreemdbare rechten die ieder mens behoort te hebben (➝mensenrechten), en in de zin van grondrechten van de individuele staten die aan de volkenrechtsgemeenschap deelnemen, zoals het recht op bestaan, zelfbehoud, onafhankelijkheid, territoriale onschendbaarheid, gelijkgerechtigdheid en eer. Er is op het punt van de grondrechten der staten veel verschil van mening. Deze grondrechten vloeien voort uit de soevereiniteit van de staat en zijn de kenmerken van zijn positie als internationale rechtspersoon.

In 1946 heeft de VN-commissie voor internationaal recht een ontwerp-Verklaring over de Rechten en Verplichtingen der Staten aangenomen, waarin de volgende rechten waren geformuleerd:

1. het recht op onafhankelijkheid en, daaruit voortvloeiend, het recht om vrijelijk zijn gehele rechtsbevoegdheid, inclusief de keuze van zijn regeringsvorm uit te oefenen;
2. het recht om rechtsgezag over zijn territoir en alle personen en zaken daarbinnen vallende uit te oefenen;
3. het recht op rechtsgelijkheid met iedere andere staat;
4. het recht op individuele of collectieve zelfverdediging tegen gewapende aanvallen. In hetzelfde kader is te beschouwen de VN-declaratie inzake beginselen van internationaal recht met betrekking tot vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking tussen staten overeenkomstig het VN-Handvest, op 24.10.1970 aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN in resolutie 2625 (xxv). .

LITT. K.B. Graf, Die Grundrechte der Staaten im Völkerrecht (1948); R.J. Alfaro, The rights and duties of states (in: Recueil des Cours 97, 1959-II); P.H. Kooymans, The legal equality of states (1964).

< >