bn. (-lozer, -t), 1. zonder grond, bodemloos, oneindig diep: een grondeloze diepte; bij hem verzinkt het geld als in een grondeloze put, hij heeft nooit genoeg, komt altijd te kort;
2. (oneig.) oneindig diep of groot: de grondeloze goedheid van God;
3. zonder reden.