Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

groet

betekenis & definitie

m. (-en), betuiging van beleefdheid, vriendGroesbeek. Gedeelte van het Afrika schap of eerbied door woord of gebaar van personen die elkaar ontmoeten of uit elkaar gaan, begroeting, resp. afscheidswens: een korte tot af scheid; een beleef de, een vriendelijke, een koele —; de groeten!, gemeenz. afscheidsgroet; ook zoveel als: loop heen!, dat kun je denken!; de militaire -, het salueren; een komen brengen, even aanwippen; een laatste — brengen (aan een dode), afscheid van een dode; iemands groeten overbrengen, zijn complimenten doen; (als formule aan het slot van brieven) met vriendelijke groeten; een — uit den vreemde,iets dat uit den vreemde als betuiging van toegenegenheid toegezonden wordt; (liturgie) plechtige begroeting als uiting van liefde en eerbied.

(e) In de protestantse eredienst kent men de groet na het votum, met de woorden van Rom.1,7 of 2 Tim. 1,2, en voor de prediking, met de woorden van 1 Kor. 1,3 of 2 Kor.13,13.

In de rooms-katholieke liturgie kent men de groet met de woorden ‘de Heer zij met u’ of ‘vrede zij u’, gewoonlijk voorafgaand aan een uitnodiging tot gebed.

< >