Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

geluid

betekenis & definitie

o. (-en),

1. in algemene zin, met deeltjes verplaatsingen gepaard gaande trillingen en golven in gasvormige, vloeibare of vaste materie; in het bijzonder: de door het gehoororgaan waargenomen gewaarwording ten gevolge van de geluiddruk: het wordt door de lucht voortgeplant;
2. de bepaalde soort van klank die door een persoon, dier of zaak wordt voortgebracht: het ➝ van stemmen, van een klok; blaffen is het natuurlijk van de hond; — geven, een zekere klank voortbrengen: die viool geeft een mooi, een rond -, brengt volle tonen voort: er zit een mooi in; (spr.) lege vaten geven het meeste

ijdele en oppervlakkige mensen hebben het meeste praats; iemands -, de natuurlijke klank van zijn stem; ik heb zijn nog niet gehoord, ik heb zijn stem nog niet gehoord; (ook) hij heeft tegen mij nog niet willen spreken;

3. klank of klanken door enig lichaam op een bepaald tijdstip voortgebracht: een zacht, een doordringend -; de muur gaf een hol -; (van personen) zij kon geen geven, uitbrengen, (van aandoening, benauwdheid enz.) geen kik geven, geen woord spreken;
4. (natuurkunde) tweede -, ben. voor een temperatuurgolf die zich in een fluïdum voortplant als een geluidsgolf.