Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gepaard

betekenis & definitie

bn., 1. (van personen) in paren verdeeld; de gasten kwamen de feestzaal binnen; (in het bijzonder) gehuwd, tot een echtpaar verenigd, ook van dieren, m.n. van vogels die met hun wijfje één nest bewonen; (van zaken) paarsgewijs verenigd; (plantkunde) gepaarde bladeren, paarsgewijze twee aan twee bij elkaar geplaatst; 2. in de verbinding — gaan of zijn met, verbonden zijn aan, vergezeld, samengaan met: de brand en het daarmee — gaande verlies van zijn bibliotheek; dat gaat met grote kosten -.