(golfde, heeft gegolfd),
1. (eig., van vloeistoffen) een beurtelings rijzend en dalend oppervlak vertonen: de wind deed het water -.
2. (oneig., bij vergelijking) het golvend graan, dat, te velde staand, door de wind heen en weer bewogen wordt; een golvende beweging, rijzende en dalende als van de golven; met of in golven stromen, vloeien;
3. een beurtelings rijzende en dalende lijn beschrijven, in een golflijn voortlopen: een golvend terrein; golvend haar; een golvend blad, waarvan de tanden en inhammen een in hetzelfde vlak gelegen slingerende lijn vormen; (heraldiek) een golvende faas, een dwarsbalk die golft.