Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

extra ecclesiam nulla salus

betekenis & definitie

[Lat., buiten de kerk geen heil], oudchristelijke spreuk. De kerk van Christus heeft zich altijd verstaan als de gemeenschap waarin God het heil of de redding aanbiedt.

In 1 Petr.3,19 wordt dit uitgedrukt met het beeld van de redding binnen de ark van Noach, terwijl bovendien gezegd wordt dat er voor hen die in die dagen weerspannig waren, óók redding was. Het heil binnen de kerk wordt echter in polemische situaties steeds duidelijker exclusief geformuleerd: ‘buiten de kerk geen heil’; zo reeds bij Origenes, bij Cyprianus, die er o.a. de ongeldigheid van de ketterdoop uit concludeert, en bij Augustinus en zijn school. In de middeleeuwen vindt men de uitspraak o.a. op het 4e Concilie van Lateranen (1215) en op dat van Florence (1442). De reële ontmoeting met volkeren buiten de christelijke wereld doet de theologen zoeken naar complementaire inzichten, zoals het ‘in begeerte’ ontvangen van de doop (Concilie van Trente) of toebehoren tot de kerk (paus Pius XIl: encycliek Mystici corporis). Rigoureuze toepassingen van het axioma werden veroordeeld, o.a. tegenover het jansenisme en tegenover een extreme richting binnen het Amerikaanse roomskatholicisme (1949). Het Tweede Vaticaans Concilie (1962—65) sprak positief de heilsmogelijkheid uit voor hen die tot een andere dan de Rooms-Katholieke Kerk behoren: niet-christenen, zelfs niet-religieuze en niet-godgelovige mensen.LITT. H.Küng, Anmerkungen zum Axiom Extra ecclesiam nulla salus (in: Ex auditu Verbi, feestb. Berkouwer, 1965).

< >