Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

aardig

betekenis & definitie

aardig - aar'dig, bn. en bw. (-er, -st), 1. (van personen) een aangename indruk makend, flink: een aardige jongen; 2. lief, bekoorlijk van uiterlijk (van kinderen, meisjes); 3. aangenaam of lief in de omgang: een — mens; vind je hem niet — ?; (van zaken) lief, bevallig, fraai: een — tuintje; 4. welgevallig, aangenaam, genoeglijk: iets — vinden, er behagen in scheppen; welwillend, vriendelijk, heus; iets niet — van iemand vinden, het onheus achten, zich er min of meer gekrenkt door gevoelen; 5. vrij groot, nogal aanmerkelijk: een — sommetje; ook iron.: een aardige portie voor iemand die honger heeft!; 6. (bw.) op een geestige, lieve, bevallige, aangename of vriendelijke wijze; 7. (bw.) in vrij grote mate: het is — koud; het heeft — gesneeuwd.