Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

aar

betekenis & definitie

aar - 1) Aar v./m. (aren), 1. (plantkunde) langgerekte bloeiwijze met een onbepaald aantal zittende of zeer kortgesteelde bloemen aan het boveneinde van een stengel ; 2. bovenste deel van de halm bij gras- en graangewassen waarin zich de graankorrels bevinden: volle aren; aren lezen, opzamelen; in de aren schieten, aren krijgen.

Een voorbeeld van een aar is de weegbree. Zijn, zoals bij grasachtigen (zie Gramineae), de (groene) bloempjes door droge schutblaadjes omgeven, dan spreekt men van aartje. Voorbeeld: tarwe.

2) Aar v./m. (aren), samentrekking van +ader; alleen de verkleinvorm aartje is alg. in gebruik: er is een. aartje gesprongen in mijn oog.
3) Aar [oeroud woord voor stromend water: zeer vaak eigennaam voor rivieren, m.n. in Nederland, Duitsland en Zwitserland], ook: Aare, de linker zijrivier van de Rijn in Zwitserland, 295 km lang, met stroomgebied van 17800 km2. De Aare mondt bij Koblenz (Zwitserland) tegenover Waldshut uit in de Rijn. Belangrijk voor de elektriciteitsopwekking.
4) Aar Ned. vaarwater in de prov. Zuid-Holland, behorend tot Rijnlands boezem, deel van de waterweg Amsterdam-Rotterdam. Zij loopt van de Drecht onder Nieuwveen naar de Oude Rijn boven Alphen aan den Rijn tegenover de Gouwesluis. Oorspronkelijk een veenrivier die bij Alphen in de Rijn kwam, omstreeks 1825 gekanaliseerd. Geschikt voor schepen tot 1350 ton.