Encyclopedie van de evolutiebiologie

Prof. Nico M. van Straalen (2019)

Gepubliceerd op 26-11-2019

Amnion

betekenis & definitie

Binnenste vruchtvlies; vlies dat tijdens de embryonale ontwikkeling om het embryo groeit en een met vocht gevulde ruimte omsluit die het embryo beschermt

Het amnion is ongetwijfeld een van de grootste evolutionaire innovaties die bij de reptielen begonnen. Reptielen en de daarvan afgeleide diergroepen (vogels en zoogdieren) worden samen Amniota genoemd.

De met vocht gevulde amnionholte, omsloten door het amnionvlies, voorkomt dat het embryo uitdroogt en maakt het dus mogelijk om eieren op het land te leggen. De amfibieën, die nog eieren hebben die lijken op die van vissen, leven wel als volwassen dier meestal op het land, maar blijven voor hun voortplanting afhankelijk van water.

Het amniotisch ei wordt behalve door het amnion ook gekenmerkt door de allantoïs, een zakvormige structuur waarin de afvalstoffen van de embryonale stofwisseling gedeponeerd kunnen worden. Het is namelijk niet meer mogelijk om die afvalstoffen (bijvoorbeeld stikstof in de vorm van ammonium) af te geven aan het water.

Bij de mens ontstaat het amnion direct na de innesteling van de blastocyst in de baarmoederwand vanuit de epiblast, een van de twee celgroepen gevormd uit de interne celmassa van de blastocyst. De bovenste cellen van de epiblast delen en migreren naar boven. Daardoor ontstaat een ruimte, het amnion. Terwijl de onderste cellen van de epiblast met de hypoblast de bilaminaire embryoschijf vormen, groeit de amnionholte rond het embryo en omsluit het uiteindelijk geheel.

Het amnion groeit als vruchtvlies met de foetus mee. Daaromheen zit ook nog het chorion, het buitenste vruchtvlies, dat gevormd is vanuit de baarmoederwand en het extra-embryonale mesoderm. Bij de bevalling worden deze twee vruchtvliezen verbroken. Het vruchtwater uit de amnionholte komt dan vrij.