Mythologische Encyclopedie

Dr. A. van Anken (1961)

Gepubliceerd op 08-04-2020

APOLLO

betekenis & definitie

(Gr. Apollon), een van de meest invloedrijke goden der oudheid, zoon van Zeus en Leto, tweelingbroer van Artemis, geboren op het eiland Delos, dat sindsdien als heilig eiland hem was toegewijd.

V.s. is hij aanvankelijk de zonnegod: Phoibos (= stralend), v.a. is hij als zodanig niet vereerd vóór de 6de eeuw v.C, en stellig werd hij als Phoebus Apollo vooral door de Romeinen vereerd. Bij de Grieken was hij de god van het goede en schone, de harmonische rust, de handhaver van wet en orde en brenger der katharsis, de reiniging van het met schuld beladen geweten. De overmoedigen bestrafte hij als boogschutter; ook was hij de god der geneeskunde, Asclepius was zijn zoon. Vooral ook openbaarde hij de wil van de goden als orakelgever, en speciaal in het heilig Delphi, maar ook op vele andere plaatsen sprak hij tot de mens bij monde van de orakelverklarende priesters. Vele steden in de oude wereld beschouwden hem als hun stichter, o.a. Troje, waarvan hij eigenhandig de muren bouwde. Tevens was hij de god van muziek en dichtkunst, hij was de heer der Muzen en schonk bezieling aan de dichters. Zijn vele functies blijken ook uit de eretitels die als een litanie zijn naam sieren en getuigen van hulp aan de mens in nood: Smintheus-muizenverdelger; Pythios-pythondoder; en Paian-genezer. In Italië werd hij reeds vroeg vereerd door de Etrusken, later door de Romeinen vooral na de slag bij Actium waar Augustus zijn overwinning aan Apollo dankte en op de Palatijn hem ter ere een heiligdom bouwde (Verg. VIII,704).

In Homerus’ Ilias verwekt hij met zijn pestzaaiende pijlen een epidemie in het Griekse kamp, hetgeen de aanleiding werd tot de noodlottige twist tussen Agamemnon en Achilles (Hom. Ilias I). Belangrijk zijn de gedachten die Nietzsche over Apollo heeft ontwikkeld: hij stelt de god tegenover Dionysus; Apollo:de god van de wijsheid en het analyserend verstand, de opbouwer der persoonlijkheid, de god van het denken en de bezinning; Dionysus daarentegen: de god van de religieuze extase. Beide goden hebben het Griekse geestesleven bepaald.ICONOGRAFIE Men ziet de god afgebeeld op Griekse vazen uit alle perioden. Op oude Griekse ceramiek uit de 7de eeuw, staat hij afgebeeld als lierspeler. Voorts bijv.: de Muzen inspirerend (Attische schaal ca. 450 v.C. te Boston), gewapend met de boog en vergezeld van zijn zuster (Attische vaas ca. 490 v. C. te München), Hector voor Troje beschermend (schaal van Duris ca. 490 v. C. te Londen) en in talloze andere situaties. Mysterieus, enigszins demonisch is het Etruskische terracottabeeld, de Apollo van Veii te Rome (6de of 5de eeuw v.C.). Als edele rechter en beschermer staat hij uitgebeeld in de Westgevel van de Zeustempel te Olympia (begin 5de eeuw v.C.); een bekend archaïsch Apollobeeld is dat van Tenea (ca. 525 v. C.). Als Alexikakos (= rampenverdrijver) tonen hem o.a. beelden uit ca. 500 v.C. die Phidias’ stijl vertonen. De Apollo’s van de 4de eeuw zijn zwieriger en losser, bijv. de Sauroktonos (=hagcdissendoder) naar Praxiteles en de beroemde Apollo van de Belvedère te Rome, voor vroegere generaties het ideaal van de Griekse beeldhouwkunst.

De middeleeuwen beelden Apollo af als boogschutter. In de renaissance ziet men hem als heer der Muzen (Mantegna, Perugino); Dürer toont hem als zonnegod en Rafaël als ideaal van menselijke schoonheid. In de 17de eeuw gebruikt men gaarne de Apollofiguur als tuinbeeld (De Vries, Duquesnoy).

Zie Zeus, Leto, Artemis, Delos, Asclepius, Delphi, Troje, Agamemnon, Achilles, Dionysus