vrucht - zelfstandig naamwoord
1. voortbrengsel van boom, struik of plant
♢ peren, appels en noten zijn vruchten
1. de vruchten ervan plukken
[er voordeel van hebben]
2. het werpt vruchten af
[het heeft resultaat]
3. aan de vruchten kent men de boom
[je kent de mens door zijn daden]
4. een verboden vrucht
[iets dat niet is toegestaan]
2. ongeboren kind of dier
♢ via de televisie kon je de vrucht in de buik van de vrouw zien
Zelfstandig naamwoord: vrucht
de vrucht
de vruchten
het vruchtje
Synoniemen
foetus
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk