verwachten - regelmatig werkwoord
uitspraak: ver-wach-ten
1. ervan uitgaan dat hij komt
♢ we verwachten bezoek
1. een kind verwachten
[zwanger zijn]
2. denken dat het zal gebeuren
♢ ik verwacht dat onze club zal winnen
1. je verwacht te veel van me
[je wilt dat ik meer doe dan ik kan]
Regelmatig werkwoord: ver-wach-ten
ik verwacht
jij/u verwacht
hij/zij verwacht
wij/zij/jullie verwachten
ik/jij/u/hij/zij verwachtte
wij/zij/jullie verwachtten
hij heeft verwacht
de/het/een verwachte ....
verwachtend, verwachtende
Gepubliceerd op 14-11-2017
verwachten
betekenis & definitie