Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

uitgaan

betekenis & definitie

uitgaan - onregelmatig werkwoord
uitspraak: uit-gaan

1. niet langer branden
♢ de sigaar is uitgegaan
2. voor je plezier op stap gaan
zullen we samen een avondje uitgaan?
3. het aannemen, veronderstellen
♢ ik ga ervan uit dat je goed hebt nagedacht

Algemene uitdrukkingen:
1. de vlek gaat er niet meer uit
[krijg ik niet meer weg]
Onregelmatig werkwoord: uit-gaan
ik ga uit (... ik uitga)
jij/u gaat uit (... jij uitgaat)
hij/zij gaat uit (... hij uitgaat)
wij/zij/jullie gaan uit (... wij uitgaan)
ik/jij/u/hij/zij ging uit (... ik uitging)
wij/zij/jullie gingen uit (... wij uitgingen)
hij is uitgegaan
de/het/een uitgegane ....
uitgaand, uitgaande

Synoniemen
uitdoven