veroorloven - regelmatig werkwoord
uitspraak: ver-oor-lo-ven
1. ermee instemmen, zeggen dat het mag
♢ hij veroorloofde zijn kinderen regelmatig een uitstapje
Regelmatig werkwoord: ver-oor-lo-ven
ik veroorloof
jij/u veroorlooft
hij/zij veroorlooft
wij/zij/jullie veroorloven
ik/jij/u/hij/zij veroorloofde
wij/zij/jullie veroorloofden
hij heeft veroorloofd
de/het/een veroorloofde ....
veroorlovend, veroorlovende
Synoniemen
dulden, gedogen, goedvinden, permitteren, toegeven, toelaten, toestaan, toestemmen, tolereren
Tegenstellingen
bestrijden, tegengaan
Gepubliceerd op 14-11-2017
veroorloven
betekenis & definitie