Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

treuzelen

betekenis & definitie

treuzelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: treu-ze-len

1. iets langzaam doen wat ook wel sneller kan
♢ ze loopt altijd erg te treuzelen bij de afwas

Regelmatig werkwoord: treu-ze-len
ik treuzel
jij/u treuzelt
hij/zij treuzelt
wij/zij/jullie treuzelen
ik/jij/u/hij/zij treuzelde
wij/zij/jullie treuzelden
hij heeft getreuzeld
treuzelend, treuzelende

Synoniemen
dralen, talmen, teuten

Tegenstellingen
opschieten, voortmaken