Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

wel

betekenis & definitie

wel - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

1. in orde, gezond
zij voelt zich vandaag niet wel
1. laten we wel wezen
[laten we eerlijk wezen]
2. het wel en wee
[de goede en slechte dingen die men meemaakt]
3. zich er wel bij bevinden
[zich er goed bij voelen]
4. alles goed en wel...
[laat dat zo zijn, maar...]
5. er wel bij varen
[er voordeel van hebben]
6. laten we wel wezen
[inleiding op een vervelende, maar eerlijke mededeling]

1. behoorlijk, maar niet uitzonderlijk
♢ het was wel leuk op dat feestje
1. het gaat wel
[het gaat niet goed en het gaat niet slecht]
2. bevestigen dat het zo is
♢ Jan gaat niet mee, Piet wel
1. ik denk van wel
[ik denk dat het zo is]

Bijvoeglijk naamwoord: wel

Algemene uitdrukkingen:
1. ik heb wel degelijk goed opgelet
[zeker]
2. als ik het wel heb
[als ik het goed heb]
3. hij was goed en wel in Rome toen ...
[hij was er net]
4. wel ja, ga nog maar schelden ook!
[nu maak je het helemaal erg]
5. hij komt vast wel
[ik vertrouw erop]
6. ik vind van wel
[ik vind dat het kan]
Bijwoord: wel

Synoniemen
betrekkelijk, nogal, redelijk, tamelijk

Tegenstellingen
niet, ongehoord



Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.