treuzelen
treuzelen - Werkwoord Woordherkomst afeleid van treusselen Synoniemen [1] slenteren, lijntrekken, leuteren, dreutelen, teuten [2] klungelen, beuzelen [3] talmen, dralen, aarzelen
Wiktionary (2019)
treuzelen - Werkwoord Woordherkomst afeleid van treusselen Synoniemen [1] slenteren, lijntrekken, leuteren, dreutelen, teuten [2] klungelen, beuzelen [3] talmen, dralen, aarzelen
Muiswerk Educatief (2017)
treuzelen - regelmatig werkwoord uitspraak: treu-ze-len 1. iets langzaam doen wat ook wel sneller kan ♢ ze loopt altijd erg te treuzelen bij de afwas Regelmatig werkwoord: treu-ze-len ik treuzel ...
Fa. A.J. Osinga (1952)
v., fimelje, klieme (en grieme), omsammelje, -seamelje, -moalkje, -seure, -drammelje, -dreutelje, dauwelje, nusselje, hounemelke; — met het werk, mostermealle, omdoedelje, pôlledraeije; daar wordt mee getreuzeld, it bliuwt yn 'e sloer, de sloer is der yn, der wurdt mei sloerd.
Van Dale Uitgevers (1950)
I. (treuzelde, heeft getreuzeld), talmen, hangen, niet opschieten, langzaam werken. II. zie TRIJZELEN.
Jozef Verschueren (1930)
(treuzelde, heeft getreuzeld) 1. werken zonder spoed te maken. Syn. beuzelen, dauwelen. 2. leuteren.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(treuzelde, heeft getreuzeld), 1. talmen, hangen, niet opschieten; 2. klungelen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: