treurig - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: treu-rig
1. verdriet hebben of laten blijken
♢ ik voel me treurig als de zon niet schijnt
2. wat verdriet veroorzaakt
♢ we liepen door een treurig, grijs landschap
Algemene uitdrukkingen:
1. het is treurig gesteld met hem
[het gaat niet goed met hem]
Bijvoeglijk naamwoord: treu-rig
... is treuriger dan ...
het treurigst
de/het treurige ...
iets treurigs
Synoniemen
bedroefd, droef, droevig, triest, verdrietig
Gepubliceerd op 14-11-2017
treurig
betekenis & definitie