smakken

betekenis & definitie

smakken - regelmatig werkwoord
uitspraak: smak-ken

1. een vies geluid maken, door met je mond open te kauwen
♢ zit niet zo te smakken!
2. plotseling hard vallen
♢ Geoffrey smakte met zijn fiets tegen de grond
3. het ergens neersmijten
♢ Ruby smakte haar tas in de hoek

Regelmatig werkwoord: smak-ken
ik smak
jij/u smakt
hij/zij smakt
wij/zij/jullie smakken
ik/jij/u/hij/zij smakte
wij/zij/jullie smakten
hij heeft gesmakt
smakkend, smakkende