Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

vies

betekenis & definitie

vies - bijvoeglijk naamwoord

1. met een onaangename smaak
deze koffie smaakt vies
2. met stof of modder of iets anders besmeurd
♢ de badkamer is erg vies
3. wat weerzin uitdrukt of oproept
♢ hij trok een vies gezicht
1. dat is me vies tegengevallen
[erg tegengevallen]
2. er vies bij zijn
[betrapt worden]
3. vies weer
[slecht weer]
4. vieze moppen
[die met seks te maken hebben]
5. hem vies te pakken nemen
[op een gemene manier]
4. niet fatsoenlijk, niet netjes
♢ hij heeft altijd van die vieze praatjes

Algemene uitdrukkingen:
1. er vies van zijn
[het niet leuk of lekker vinden]
2. daar ben ik niet vies van
[dat wil ik wel graag]
3. vieze varkens worden niet vet
[je moet niet zo kieskeurig zijn]
Bijvoeglijk naamwoord: vies
... is viezer dan ...
het viest
de/het vieze ...

Synoniemen
goor, smerig, vuil

Tegenstellingen
behoorlijk, beschaafd, clean, correct, fatsoenlijk, fris, gepast, goddelijk, heerlijk, helder, hemels, keurig, netjes, proper, rein, schoon, voorkomend, zedelijk