Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

neus

betekenis & definitie

neus - zelfstandig naamwoord

1. orgaan waarmee je ruikt
♢ Theo heeft een bril op zijn neus
1. je neus stoten
[afgewezen worden]
2. je neus ervoor ophalen
[het minderwaardig vinden]
3. hem met zijn neus op de feiten drukken
[laten zien hoe het werkelijk zit]
4. de neuzen tellen
[tellen hoeveel mensen er zijn]
5. er met je neus bovenop staan
[er vlakbij staan]
6. met je neus kijken
[niet goed zoeken]
7. uit je neus zitten eten
[niets doen]
8. je neus in de wind steken
[ergens trots op zijn]
9. op je neus kijken
[teleurgesteld zijn omdat het tegenvalt]
10. overal zijn neus in steken
[zich overal mee bemoeien]
11. een frisse neus halen
[bij koud weer buiten lopen]
12. geen knip voor zijn neus waard zijn
[nergens goed voor zijn, nergens voor deugen]
13. m'n neus!
[kom nou, dat is onzin]
14. iemand bij de neus nemen
[hem voor de gek houden, bedriegen]
15. dat komt me de neus uit
[daar heb ik schoon genoeg van]
16. iemand iets door de neus boren
[niet betalen wat men hem schuldig is]
17. plotseling voor iemands neus staan
[hem onverwacht ontmoeten]
18. de deur voor zijn neus dichtdoen
[terwijl hij er vlak voor staat]
19. dat gaat je neus voorbij
[daar krijg je niets van]
20. iemand iets onder de neus wrijven
[hem vertellen wat hij verkeerd deed]
21. dat zal ik je niet aan je neus hangen
[niet vertellen]
22. iets langs zijn neus weg zeggen
[terloops, alsof het niet belangrijk is]
23. doen alsof je neus bloedt
[alsof je van niets weet]
24. zijn neus krult
[hij is blij over een compliment]
25. iemand de pen op de neus zetten
[hem waarschuwen dat hij zich beter moet gedragen]
26. alle neuzen wijzen dezelfde kant op
[iedereen heeft dezelfde mening]
27. bleek om de neus worden
[ergens heel bang voor zijn]
28. niet verder kijken dan je neus lang is
[niet goed nadenken]
29. iemand iets door de neus boren
[verhinderen dat hij het krijgt]
30. met de neus in de boter vallen
[het goed treffen]
31. het deksel op je neus krijgen
[gestraft worden als je te begerig bent]
32. het ligt voor je neus
[vlak voor je]
33. iemand de pin op de neus zetten
[zo onder druk zetten dat hij gehoorzaamt]
34. dat is een wassen neus
[stelt niets voor]
35. het neusje van de zalm
[het fijnste, het beste]
2. het vermogen om te ruiken
♢ hij heeft een goede neus voor bedorven voedsel
1. een fijne neus voor iets hebben
[intuïtief iets opmerken]
2. een scherpe neus hebben
[goed kunnen ruiken]

Zelfstandig naamwoord: neus
de neus
de neuzen
het neusje

Synoniemen
gok