ervoor - voornaamwoordelijk bijwoord
uitspraak: er-voor
1. voor wat je noemt of bedoelt
♢ de deur kon niet open; de bank stond ervoor
1. er slecht voor staan
[het ziet er slecht uit]
2. er alleen voor staan
[het alleen moeten doen]
3. ik ben ervoor
[ik vind dat het zó moet]
4. ervoor staan
[voor een moeilijke taak staan]
2. er positief over zijn
♢ laten we maar stemmen over het voorstel, ik ben ervoor!
Voornaamwoordelijk bijwoord: er-voor
Tegenstellingen
erna, ertegen
Gepubliceerd op 14-11-2017
ervoor
betekenis & definitie