mono - bijvoeglijk naamwoord
mono- - woorddeel
uitspraak: mo-no
1. geluid dat over één spoor is opgenomen
♢deze oude platen zijn nog mono
2. één
♢monotoon = op één toon
Bijvoeglijk naamwoord: mo-no
Tegenstellingen
stereo
Gepubliceerd op 31-10-2017
mono
betekenis & definitie