maar
maar - Voegwoord (nevenschikkend) 1. tegenwerping, introduceert een zin(sdeel) dat het voorgaande zin(sdeel) tegenspreekt of er mee contrasteert ♢ Het is zonnig vandaag, maar de wind maakt het kil. maar - Zelfstandignaamwoord 1. bezwaar, tegenwerping ...