kruipen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: krui-pen
1. je als mens op handen en voeten verplaatsen
♢ het kind kruipt naar de bank
1. bij elkaar kruipen
[gezellig bij elkaar gaan zitten]
2. ze kruipt voor hem
[ze doet precies wat hij wil]
2. langzaam voorbijgaan
♢ de uren kruipen
Onregelmatig werkwoord: krui-pen
ik kruip
jij/u kruipt
hij/zij kruipt
wij/zij/jullie kruipen
ik/jij/u/hij/zij kroop
wij/zij/jullie kropen
hij is gekropen
kruipend, kruipende
Tegenstellingen
vliegen
Gepubliceerd op 14-11-2017
kruipen
betekenis & definitie