koesteren

betekenis & definitie

koesteren - regelmatig werkwoord
uitspraak: koes-te-ren

1. met liefde behandelen
♢ een moeder koestert haar kind
2. lange tijd hebben
♢ hij koesterde het verlangen om weer naar school te gaan
3. je lekker laten verwarmen
♢ de poes koesterde zich in de zon

Regelmatig werkwoord: koes-te-ren
ik koester
jij/u koestert
hij/zij koestert
wij/zij/jullie koesteren
ik/jij/u/hij/zij koesterde
wij/zij/jullie koesterden
hij heeft gekoesterd
de/het/een gekoesterde ....
koesterend, koesterende