Werkwoorden vervoegen
koesteren
Tegenwoordige tijd koesteren
Ik koester
Jij koestert
koester
U koestert
Hij/Zij/Het koestert
Wij koesteren
Jullie koesteren
Zij koesteren
Verleden tijd van koesteren
Ik koesterde
Jij/U koesterde
Hij/Zij/Het koesterde
Wij koesterden
Jullie koesterden
Zij koesterden
Voltooid deelwoord van koesteren
gekoesterd
Tegenwoordig deelwoord van koesteren
koesterend