jammeren - regelmatig werkwoord
uitspraak: jam-me-ren
1. klagende, huilende geluiden maken
♢ zij zat maar te jammeren dat haar voeten zo zeer deden
Regelmatig werkwoord: jam-me-ren
ik jammer
jij/u jammert
hij/zij jammert
wij/zij/jullie jammeren
ik/jij/u/hij/zij jammerde
wij/zij/jullie jammerden
hij heeft gejammerd
jammerend, jammerende
Gepubliceerd op 14-11-2017
jammeren
betekenis & definitie