Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

zat

betekenis & definitie

zat - bijvoeglijk naamwoord, voornaamwoord

1. als je onder invloed van alcohol niet meer goed kunt staan, lopen, denken
♢ hij is elke zaterdagavond zat
1. zo zat als een aap (kanon, Maleier)
[stomdronken]

1. zoveel als nodig is en zelfs meer
♢ er ligt zat sneeuw om te skiën

Algemene uitdrukkingen:
1. ik ben het zat
[ik heb er genoeg van]
2. ik ben je kop zo zat als gespogen spek (TB)
[heb helemaal genoeg van je]
Bijvoeglijk naamwoord: zat
... is zatter dan ...
het zatst
de/het zatte ...

Voornaamwoord: zat

Synoniemen
beschonken, bezopen, dronken, kachel, lam, onbekwaam

Tegenstellingen
nuchter

< >