Wat is de betekenis van jammeren?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jammeren

jammeren - Werkwoord 1. (inerg) klagende, huilende geluiden maken Zij jammerde dat haar geld gestolen was. jammeren - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jammer Synoniemen janken, grienen, kermen, klagen, weeklagen Verwante begrippen...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

jammeren

jammeren - regelmatig werkwoord uitspraak: jam-me-ren 1. klagende, huilende geluiden maken ♢ zij zat maar te jammeren dat haar voeten zo zeer deden Regelmatig werkwoord: jam-me-ren ik jammer ...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jammeren

v., jammerje, earmoedzje.

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Jammeren

(jammerde, heeft gejammerd), 1. zijn pijn of leed in klagende geluiden of luide weeklachten uiten, weeklagen: de zwakke moeder schreit en jammert op een graf; jammeren om (over) zijn ongeluk; — weeklagend zeggen; — bij verg. ook van de wind, klagelijk gieren; 2. (veroud., Zuidn.) het jammert mij, ik heb medelijden (met),...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

jammeren

jammerde, h. gejammerd (weeklagen): we hoorden de gekwetsten jammeren.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

jammeren

(‘jammərən) (jammerde, heeft gejammerd) l. ter harte gaan, smarten, spijten : mij jammert ; het jammert mij. 2. zijn leed in klaaglijke geluiden uiten : het knaapje lag droef te -. Tgst. jubelen.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

jammeren

(jammerde, heeft gejammerd), (onoverg.) zijn pijn of leed in klagende geluiden of luide weeklachten uiten, weeklagen; weeklage.d zeggen,

2024-04-18
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Jammeren

JAMMEREN, (jammerde, heeft gejammerd), weeklagen, treuren : de zwakke moeder schreit en jammert op een graf; jammeren om (over) zijn ongeluk; — het jammert mij van hem, ik heb medelijden met hem, het spijt mij van hem.