druppen - regelmatig werkwoord
uitspraak: drup-pen
1. zó nat zijn dat er druppels uit vallen
♢ ik ben natgeregend, ik drup helemaal!
2. in druppels (laten) vallen
♢ ik moet elke avond vloeistof in mijn ogen druppen
Regelmatig werkwoord: drup-pen
ik drup
jij/u drupt
hij/zij drupt
wij/zij/jullie druppen
ik/jij/u/hij/zij drupte
wij/zij/jullie drupten
hij heeft gedrupt
druppend, druppende
Synoniemen
druipen, druppelen
Gepubliceerd op 14-11-2017
druppen
betekenis & definitie