Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

nat

betekenis & definitie

nat - bijvoeglijk naamwoord

1. waar vloeistof op of doorheen zit
♢ denk erom, de verf is nog nat
1. een natte cel
[toilet, douche, of badkamer]
2. nat tot op zijn hemd
[doornat]
3. een nat pak halen
[in het water vallen]
4. een natte rug hebben
[hard gewerkt hebben]
2. regenachtig
♢ het is weer erg nat buiten
1. natte sneeuw
[smeltende sneeuw, die in regen overgaat]

Algemene uitdrukkingen:
1. nat gaan
[in één ronde alles verliezen]
2. dat is niet gepiest maar toch nat
[commentaar als iemand iets bijzonders krijgt]
3. met de natte vinger
[grofweg, zonder zich er echt in te verdiepen]
4. zij is met een natte vinger te lijmen
[gemakkelijk over te halen]
Bijvoeglijk naamwoord: nat
... is natter dan ...
het natst
de/het natte ...
iets nats

Tegenstellingen
dor, droog