Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

bom

betekenis & definitie

bom - zelfstandig naamwoord

1. voorwerp dat kan ontploffen
er is een bom in het vliegtuig gevonden
1. het nieuws sloeg in als een bom
[iedereen was er verbijsterd over]
2. na een dag barstte de bom
[toen konden ze zich niet langer inhouden]

Algemene uitdrukkingen:
1. een zure bom
[een grote zure augurk]
2. een bom duiten
[een grote hoeveelheid geld]
3. een bommetje
[sprong in het water met opgetrokken knieën om zoveel mogelijk water te laten opspatten]
Zelfstandig naamwoord: bom
de bom
de bommen
het bommetje