Synoniemen zoeken
Synoniem van bom
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
bom
bom - groot projectiel met een explosieve of brandbare lading, dat door een vuurwapen wordt afgeschoten of door een vliegtuig wordt neergeworpen. Een fragmentatiebom of splinterbom bevat een groot aantal kleinere bommen met elk weer een groot aantal kogeltjes. Brisantbommen vernielen in snel tempo door een schokgolf. Onder water varende onderzeeboten bestrijdt men met een dieptebom. Van kneedspringstof en een ontsteker wordt de kneedbom, plasticbom of plastiekbom geïmproviseerd. Bij ontploffing komt er uit een traangasbom traangas vrij. Als de explosieve kracht van de bom berust op kernsplijting of kernfusie, spreken we van een kernbom, atoombom, Abom, kernwapen of atoomwapen. Een atoomkop of kernkop wordt per vliegtuig vervoerd. De kracht van de waterstofbom of H-bom berust op kernfusie. De directe straling van een neutronenbom, neutronenwapen of neutronengranaat bestaat grotendeels uit neutronen, die in levende organismen grote schade aanrichten maar gebouwen en dergelijke intact laten. De lading van een brandbom is brandbaar: fosfor bij een fosforbom, kerosine bij een kerosinebom en napalm bij een napalmbom. Zie verder: trucbom.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
bom
bom - zelfstandig naamwoord
1. voorwerp dat kan ontploffen
♢ er is een bom in het vliegtuig gevonden
1. het nieuws sloeg in als een bom
[iedereen was er verbijsterd over]
2. na een dag barstte de bom
[toen konden ze zich niet langer inhouden]
Algemene uitdrukkingen:
1. een zure bom
[een grote zure augurk]
2. een bom duiten
[een grote hoeveelheid geld]
3. een bommetje
[sprong in het water met opgetrokken knieën om zoveel mogelijk water te laten opspatten]
Zelfstandig naamwoord: bom
de bom
de bommen
het bommetje