bocht - zelfstandig naamwoord
1. iets dat krom loopt
♢ hier maakt de weg een scherpe bocht
1. de bocht afsnijden
[een kortere weg nemen]
2. door de bocht gaan
[toegeven]
3. uit de bocht vliegen
[door het verkeerd nemen van de bocht van de weg af raken]
2. vieze drank
♢ deze bocht is niet te drinken!
Algemene uitdrukkingen:
1. hij wringt zich in alle bochten
[doet van alles om zijn zin te krijgen]
2. Mehmet in de bocht!
[Mehmet is weer gek bezig]
Zelfstandig naamwoord: bocht
de bocht
de bochten
het bochtje
Synoniemen
draaiing
Gepubliceerd op 14-11-2017
bocht
betekenis & definitie