krom - bijvoeglijk naamwoord
1. wat afwijkt van de rechte lijn
♢ gooi die kromme spijkers maar weg
1. waarom zijn de bananen krom?
[grappig commentaar als iemand een moeilijke vraag stelt]
2. krom liggen van het lachen
[heel erg moeten lachen]
3. zich krom werken
[heel hard werken]
4. daar gaan je tenen krom van staan
[dat vind ik gênant, ergerlijk]
2. gebrekkig en onbeholpen
♢ dat is een kromme zin
1. een kromme redenering
[een redenering die niet klopt, die niet logisch is]
Bijvoeglijk naamwoord: krom
... is krommer dan ...
het kromst
de/het kromme ...
iets kroms
Tegenstellingen
recht
Gepubliceerd op 14-11-2017
krom
betekenis & definitie