Synoniem van bocht

bocht - plaats waar een lijn, een weg, een rivier, een dijk, een touw gebogen is ofwel een buiging vertoont. Een kromming verloopt geleidelijk, een knie is daarentegen een haakse bocht, bijvoorbeeld in een rivier of kachelpijp. Sterke of lusvormige bochten noemt men kronkels of kronkelingen. Een meander, een kronkeling in een rivier, is daarnaast grillig gevormd. Scherpe kronkels heten knikken, een kink is een valse kronkeling in een touw. Bergwegen hebben vaak haarspeldbochten, in de vorm van een halve cirkel met een kleine straal.

Zie verder: boog; welving.

Het gedeelte der zee, dat in het land binnen¬dringt. Eene insnijding in de kust noemt men baai, bocht, golf. Bocht en golf worden gebezigd van eene insnijding in het land, die zich over eene grootere oppervlakte uitstrekt. Bij bocht is de insnijding min of meer boog¬vormig; terwijl de golf dieper naar binnen dringt. Be bocht van Guinea en de golf van Biskaye. Eene insnijding, welke dieper inloopt en waarvan de opening minder wijd is, noemt men een zeeboezem. Zulk een zeeboezem kan weder kleine bochten en baaien bevatten. Zeer kleine bochten heeten inham. Kleine, smalle, ver landwaarts indringende inhammen dragen den naam van kreek. Inham en kreek (het laatste bij voorkeur) worden ook gezegd van insnijdingen, gemaakt door eene rivier of een meer. Als eene baai zeer lang en betrekkelijk smal is, heet zij een zeearm. Een grooten zeeboezem noemt men binnenzee.

bocht - zelfstandig naamwoord

1. iets dat krom loopt
♢ hier maakt de weg een scherpe bocht
1. de bocht afsnijden
[een kortere weg nemen]
2. door de bocht gaan
[toegeven]
3. uit de bocht vliegen
[door het verkeerd nemen van de bocht van de weg af raken]
2. vieze drank
♢ deze bocht is niet te drinken!

Algemene uitdrukkingen:
1. hij wringt zich in alle bochten
[doet van alles om zijn zin te krijgen]
2. Mehmet in de bocht!
[Mehmet is weer gek bezig]
Zelfstandig naamwoord: bocht
de bocht
de bochten
het bochtje

Synoniemen
draaiing