afspreken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: af-spre-ken
1. er iets over aan elkaar beloven
♢ we spreken af dat we deze zomer samen op vakantie gaan
Onregelmatig werkwoord: af-spre-ken
ik spreek af (... ik afspreek)
jij/u spreekt af (... jij afspreekt)
hij/zij spreekt af (... hij afspreekt)
wij/zij/jullie spreken af (... wij afspreken)
ik/jij/u/hij/zij sprak af (... ik afsprak)
wij/zij/jullie spraken af (... wij afspraken)
hij heeft afgesproken
de/het/een afgesproken ....
Synoniemen
overeenkomen
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk