Gepubliceerd op 01-12-2020

zeefauna

betekenis & definitie

de dierenwereld die de zee bewoont. De zeefauna is onder te verdelen in kustdieren (litoraal), bodemdieren (benthaal) en vrij zwemmende dieren (pelagiaat).

De vrij zwemmende dieren hebben de grootste ruimte. Zij worden weer onderverdeeld in plankton (dieren die met de waterbeweging worden meegevoerd) en nekton (dieren die krachtig genoeg kunnen zwemmen om tegen de stroom in te gaan). De voedselbron voor het leven in zee is het plantaardige plankton (fytoplankton), dat licht en voedingszouten kan benutten om organische stof te produceren. Zij zijn de eerste schakel in de voedselketen, de primaire producenten (→ voedselweb). De volgende schakel (de secundaire producenten) is het dierlijke plankton (zoöplankton). De plantenetende (of herbivore) eencelligen eten fytoplankton.

Deze herbivoren worden zelf weer gegeten door het vleesetende (of carnivore) zoöplankton. Zoöplankton kan vrij klein zijn (b.v. foraminiferen van enkele millimeters), maar ook een grote kwal met een doorsnede van 2 m. De derde schakel in de voedselketen, de tertiaire producenten, wordt gevormd door het nekton. Kleinere vissen eten het zoöplankton, grote vissen eten op hun beurt kleine vissen. Dode dieren zakken naar beneden en vallen langzaam uit elkaar; deze resten worden gegeten door suspensie-eters.Fytoplankton kan alleen in de bovenste laag (fotische zone) van de zee leven, waar licht doordringt (het gele licht dringt, afhankelijk van de helderheid van het water, door tot ca. 200 m). Herbivore dieren moeten om te eten naar deze zone toe; zij leven dus in of net onder de fotische zone, of zij moeten als zij dieper leven dagelijks deze laag bezoeken (de dagelijkse verticale migratie). Ook de carnivore zoöplankton migreren dan weer achter de herbivoren aan. Carnivore dieren en suspensieeters zijn niet gebonden aan de oppervlaktelaag; zij kunnen overal leven. In de diepzee kunnen geen planten, en dus ook geen plantenetende dieren leven. De meeste dieren leven dus in de meer oppervlakkige lagen (epipelagische zone) en vlak daaronder.

De zeebodem is zeer dun bevolkt met vastzittende dieren, zoals sponzen, poliepen, zeepokken en kokerwormen, en vrij levende dieren als kreeften, slakken en zeesterren. De uitzondering hierop vormen de heetwaterbronnenbewoners op de bodem van de diepzee, ontdekt in de Galapogostrog, waar vulkanische activiteit er voor zorgt dat er stoffen in het water komen, waarvan bacteriën kunnen leven. Deze bacteriën worden op hun beurt gegeten door dieren, die dus hun energie niet van de zon krijgen, maar uit het binnenste der aarde. Zulke plaatsen zien er dan ook uit als oases in de zeebodemwoestijn.

Het grootste aantal soorten zeedieren vindt men in de tropen, m.n. in de IndoMaleisische Archipel; de poolgebieden herbergen weinig soorten, maar per soort wel veel individuen. De poolgebieden zijn zeer produktief (bevatten veel voedingszouten), maar dat alleen in de zomer, want als de temperatuur laag is en er weinig licht is, kan er ook weinig groei plaatsvinden.

De mens profiteert van de produktie in zee door de visvangst. In Nederland doet het Rijks Instituut voor Visserij Onderzoek in IJmuiden wetenschappelijk onderzoek naar produktie in zee om een gefundeerd oordeel te kunnen geven over groei en aantallen van commercieel belangrijke vissoorten. In België houdt het Instituut voor Zeewetenschappelijk Onderzoek te Bredene, zich hiermee bezig. Een aantal landen (o.a. de BRD en Japan) is begonnen met het rechtstreeks verwerken van grote aantallen planktondiertjes (b.v. krill) tot voor consumptie geschikt eiwitrijk pasta. Mogelijk heeft deze wijze van vissen een verstoring van de voedselketen tot gevolg. Een andere bedreiging voor het leven in zee vormt de steeds toenemende vervuiling van de zee.