verplaatsing van individuen, of zaad, sporen, larven e.d. naar of vanuit de populatie (resp. immigratie of emigratie). Verschillende diergroepen, zoals vissen en vogels, kennen ook een periodieke migratie met vertrek en terugkeer: de trek.
Naast reproduktie (nataliteit) en sterfte (mortaliteit) is migratie bepalend voor de grootte en het lot van de populatie. Bij een zeer wisselvallig milieu zullen de organismen grotere verplaatsingsmogelijkheden nodig hebben dan bij stabiele omstandigheden. Maar ook dan sterven er plaatselijk populaties uit. Voor voortbestaan en eventueel uitbreiding van de soort is het van belang dat er telkens nieuwe geschikte situaties worden ontdekt. Zonder migratie die zorgt voor een uitwisseling van genen met naburige populaties, zou bovendien een soort al gauw opgesplitst raken in vele kleine eenheden (ecotypen of ondersoorten).
