Gepubliceerd op 01-12-2020

Wet geluidhinder

betekenis & definitie

uit 1975 daterende en voor een deel in werking zijnde wet die beoogt regels te geven inzake het voorkomen of beperken van geluidshinder. Uit het jaarlijks gepubliceerde Indicatief Meerjaren Programma Geluid blijkt wanneer de overige onderdelen en uitvoeringsbesluiten in werking treden.

Onder de Wet geluidhinder vallen niet het vliegtuiglawaai en het lawaai van de arbeidsplaats, ten aanzien waarvan de Luchtvaartwet resp. de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing is. De Wet geluidhinder biedt mogelijkheden voor de bestrijding van geluidshinder door maatregelen aan de bron, maatregelen ter beperking van de overdracht van geluid naar de ontvanger (zonering) en maatregelen ter afscherming van de ontvanger (geluidsisolatie). Hierbij maakt de wet onderscheid tussen toestellen (zoals gemotoriseerde machines, apparaten en voertuigen), ten aanzien waarvan bij AMvB geluidsemissie-eisen (typekeuringen) kunnen worden gesteld, recreatieinrichtingen (drank- en horecabedrijven, stadions, kermissen e.d.), ten aanzien waarvan niet de Hinderwet maar de gemeentelijke geluidshinderverordening van toepassing is, en categorie A-inrichtingen, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken en als zodanig bij AMvB worden aangewezen. Voor het oprichten, wijzigen, uitbreiden enz. van deze inrichtingen is vergunning van Gedeputeerde Staten nodig.Vaak zullen maatregelen aan de bron nog aanvulling in de overdrachtsfeer behoeven. De wet geeft de mogelijkheid van zonering langs wegen, spoor-, tram- en metrowegen, rond industrieterreinen en andere terreinen, b.v. schietterreinen. In de wet wordt als voorkeurswaarde een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (immissiewaarde) 50 dB(A) gesteld.

Ten aanzien van geluidsisolatie tegen externe geluidsbronnen (b.v. industrie en verkeer), tussen gebouwen onderling en tussen verschillende ruimten in een tot bewoning bestemd gebouw geldt sinds 15.2.1983 het Besluit geluidwering gebouwen. De in dit besluit vervatte waarden vast te stellen waaraan die isolatie moet voldoen. Deze waarden dient de gemeenteraad als normen in de bouwverordening vast te leggen.

Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten moeten ten aanzien van de daarvoor in aanmerking komende gebieden (b.v. natuurgebieden, nationale parken) de instelling en handhaving van zgn. stiltegebieden bevorderen. Onder een stiltegebied verstaat de wet een gebied ter grootte van ten minste enige vierkante kilometers, waarin de geluidsbelasting door toedoen van menselijke activiteiten zo laag is, dat de in dat gebied heersende natuurlijke geluiden niet of nauwelijks worden verstoord.

Er worden van rijkswege heffingen ingesteld ter bestrijding van de kosten van de uitvoering van de wet. De heffingen worden opgelegd aan o.a. houders van vergunningen ingevolge de Wet geluidhinder en de Hinderwet en aan producenten en gebruikers van auto’s, bromfietsen en andere motorvoertuigen.

De provincies dienen een provinciale geluidshinderdienst te hebben en toezicht te houden op de naleving van de wet. Maakt een gemeente geen gebruik van die dienst, dan heeft haar gemeenteraad te zorgen dat er een gemeentelijke meetdienst functioneert.

Voor wat betreft de strafsancties is de Wet op de economische delicten van toepassing.