Gepubliceerd op 01-12-2020

waterschap

betekenis & definitie

Ned. openbaar lichaam dat de waterstaatsbelangen voor een bepaald gebied (dat zelf ook waterschap wordt genoemd) behartigt. Waterschappen worden opgericht, opgeheven en gecontroleerd door de provinciale besturen, die tevens aangeven welke taken worden opgedragen en wat de omvang van het gebied is.

Het oppertoezicht op de waterstaat berust bij de Kroon. Het Rijk zelf draagt de verantwoordelijkheid voor waterstaatszaken van bovenregionaal belang, zoals het zeewater, de grote rivieren, de zeearmen en de Deltawerken. De waterstaatszorg waarmee een waterschap kan worden belast, kan betrekking hebben op: waterkering, d.w.z. de zorg voor bescherming tegen overstroming door het beheer van duinen, dijken, kaden; waterhuishouding, d.w.z. de zorg voor het kwalitatieve en kwantitatieve beheer van het oppervlaktewater in rivieren, kanalen, sloten, meren en plassen; beheer van land- en vaarwegen.De oudste waterschappen dateren al uit de 13e eeuw en dragen namen als hoogheemraadschap, heemraadschap en polderdistrict. Recentelijk is daaraan toegevoegd de term zuiveringsschap. Staatsrechtelijk zijn het echter alle waterschappen. De laatste tijd vindt op grote schaal een concentratie van (kleine) waterschappen plaats. Waterschappen kennen reglementen, die worden vastgesteld door Provinciale Staten en waarin de bevoegdheden zijn vastgelegd. Waterschappen hebben een algemeen en een dagelijks bestuur en hebben verordenende bevoegdheden.

Namen voor voorzitters van waterschappen zijn o.a. dijkgraaf, watergraaf en voor het dagelijks bestuur: dijkstoel, college van dijkgraaf en (hoog)heemraden, dijkgraaf en gezworenen of voorzitter en volmachten. Met de waterstaatszorg is veel geld gemoeid. Voor de kosten die gemaakt worden voor de beveiliging, de waterbeheersing en het onderhoud van de wegen betalen in het algemeen de eigenaren (de ingelanden) van gronden en opstallen naar rato van de omvang van het bezit, de waterschapslasten. De kosten die voor het handhaven van de waterkwaliteit worden gemaakt, worden omgeslagen over allen die afvalwater lozen. Er is dan sprake van een verontreinigingsheffing.

De Wet verontreiniging oppervlaktewater, die in 1970 in werking trad, maakt het mogelijk dat de waterkwaliteitbeherende waterschappen hun aandacht richten op de problematiek van het afvalwater. Daartoe staat het waterschap een aantal mogelijkheden ter beschikking: het verlenen van vergunningen, het doorspoelen en de bouw van zuiveringsinstallaties.