Gepubliceerd op 01-12-2020

waterkering

betekenis & definitie

voorziening die moet voorkomen dat water op ongewenste wijze een gebied binnentreedt. Daarmee nemen de gebruiksmogelijkheden van het desbetreffende gebied voor de mens toe.

De grote waterkeringen langs zee en rivieren worden dijken genoemd. Deze zijn sinds 1000 n.C. in Nederland aangelegd. Al in 1300 waren grote delen van Nederland bedijkt. De kleinere waterkeringen worden aangeduid met kaden. Dammen zijn waterkerende constructies van beperkte lengte die loodrecht op de rivierloop worden aangelegd met het doel het water tegen te houden en het op gewenste tijden te kunnen leiden naar gebieden met watertekort. De overstromingskans is afhankelijk van de hoogte van een waterkering.

In Nederland worden de rivierdijken op een hoogte gebracht, waarbij er een overstromingskans is van eenmaal per 1000 jaar. De zeedijken krijgen in het kader van het Deltaplan een hoogte met een overstromingskans van eenmaal per 10000 jaar. Een bijzondere waterkering is de stormvloeddam in de Oosterschelde, die alleen bij extreem hoogwater helemaal wordt gesloten. Onder normale omstandigheden blijft het getijdenmilieu achter de dam aanwezig.In Vlaanderen zijn de eerste dijken opgeworpen in de 14e eeuw. Door de stijging van de zeespiegel sinds de 19e eeuw zijn de dijken in het Zeescheldebekken te laag geworden, zoals gebleken is bij de stormvloeden van 1953 en 1976 toen resp. 20000 ha en 2150 ha onderliepen. In het kader van het Sigma-plan besloot men in 1976 de dijken langs de getijdenrivieren van Antwerpen en de Scheldekaden op te hogen tot resp. 8,00 m en 8,35 m.