afval dat vrijkomt bij het slachten van dieren. Dit afval bestaat uit darmen, bloed, beenderen, mest, huidresten en veren.
Het vaste slachthuisafval wordt verwerkt in destructiebedrijven.Een deel van het afval komt vrij in de vorm van afvalwater; er wordt veel gewerkt met waterspuiten voor het reinigen van vloeren, apparaten en kadavers. Dit afvalwater wordt nog vaak ongezuiverd geloosd en veroorzaakt dan stank. Ook wordt het wel gezuiverd in een gewone rioolwaterzuiveringsinstallatie. In beide gevallen moet het slachthuis hiervoor vrij hoge heffingen betalen.
Voorzuivering van het afvalwater kan dan ook financieel aantrekkelijk zijn, temeer daar het componenten bevat (eiwitten en vetten) die nog nuttig gebruikt kunnen worden. Een mogelijke oplossing is de voorzuivering in een vlokslibinstallatie. Men voegt aan het afvalwater chemische vlokmiddelen toe (o.a. ijzerchloride), waardoor de oplosbaarheid van eiwit- en vetdeeltjes afneemt. Vervolgens voert men een stroom luchtbelletjes door het afvalwater. De opstijgende luchtbelletjes sleuren de deeltjes dan mee naar de oppervlakte, waar zich een schuimlaag vormt, het vlokslib. Deze schuimlaag wordt afgeschept.
Zo kan ca. 70 % van de verontreiniging uit het afvalwater worden verwijderd. Het vlokslib kan zonder verdere bewerking als meststof worden gebruikt of kan verder verwerkt worden tot veevoer. Door het met behulp van stoom te steriliseren, is het produkt enige dagen houdbaar.
Een andere (duurdere) mogelijkheid is het drogen van het slib en het daarna in een destructor verwerken tot lang houdbaar diermeel.