Gepubliceerd op 01-12-2020

rivierlandschap

betekenis & definitie

landschap dat in eerste aanleg zijn ontstaan dankt aan de afzetting van klei, zand en grind door rivierenstelsels die zich in de loop der tijd ingrijpend gewijzigd hebben. Het Ned. rivierlandschap ligt in het gebied van de grote rivieren Maas, Rijn, Waal en IJssel.

De huidige loop van deze rivieren is bepaald door de aanleg van dijken vanaf de middeleeuwen. Afgezien van incidentele dijkdoorbraken werd hierdoor het binnendijkse gebied gevrijwaard van overstroming bij hoge rivierstanden.De zand- en kleiafzettingen van de rivier kwamen na dijkaanleg uitsluitend terecht in het buitendijkse gebied, waardoor de uiterwaarden zijn ontstaan. Maas, Waal en Rijn hebben gezamenlijk ca. 27000 ha uirivierlandschap. De terwaarden. Klei, zand en grind maken dat de uiterwaarden een belangrijke bron van grondstoffen zijn, m.n. nodig voor woningbouw en wegenaanleg.

Binnendijks is de ontwikkeling van het landschap vooral bepaald door de ligging van de stroomruggen van de huidige en van de verlaten rivierlopen. Deze stroomruggen zijn door een zandige samenstelling en een wat hogere ligging t.o.v. de omgeving vanouds de meest geschikte plaatsen om huizen te bouwen, wegen aan te leggen en de landbouw uit te oefenen. Dit in tegenstelling tot de tussen de stroomruggen gelegen kommen, die door hun lagere ligging en zware klei pas later tot landbouwgrond ontgonnen konden worden.

De huidige ontwikkelingen in het rivierlandschap worden bepaald door o.a. het rivierbeheer, de ontgrondingen en de ruilverkavelingen.

Het rivierbeheer is gericht op het bevaarbaar houden van de rivier voor de scheepvaart, op het waarborgen van voldoende afvoercapaciteit van het winterbed en op de bescherming tegen overstroming van het binnendijks gelegen land. In het landschap zichtbare gevolgen hiervan zijn o.m.: het afsnijden van rivierbochten; de bouw van regelbare stuwen in de rivier; het beperken van ontwikkelingen in de uiterwaarden die de weerstand voor het langs stromende water verhogen (b.v. bebouwing, opgaande beplanting, diepe ontgrondingen); de verzwaring van de winterdijken.

Door ontgrondingen in het rivierengebied worden zowel binnendijks als buitendijks klei, zand en grind gewonnen. Klei is nodig voor de fabricage van baksteen. Bij een zorgvuldige planning kunnen hierdoor mogelijkheden ontstaan voor natuurlijke ontwikkelingen (o.a. verlandingsprocessen, rietlanden, wilgenstruweel) en voor nieuwe gebruiksvormen (o.a. water- en oeverrecreatie).

De ruilverkavelingen in het rivierlandschap hebben o.a. tot gevolg dat de kommen beter ontwaterd worden, waardoor in deze gebieden intensiever agrarisch gebruik mogelijk wordt. Tevens worden in het kader van ruilverkavelingen boerderijen met bijbehorende landbouwwegen van de stroomruggen naar de kommen verplaatst.

In Vlaanderen zijn alleen de BenedenSchelde en de Limburgse Maas van het formaat van de Ned. grote rivieren. Het Vlaamse rivierlandschap dat door de grote en kleinere bijrivieren van Maas en Schelde, en door de IJzer wordt gevormd, vertoont door zijn kleinschaligheid een geheel ander karakter, met grote variaties in de landschapselementen en tal van gradiënten.

De rivierdalen van o.m. de Leie, de Durme, de beide Neten, de Dijle en de Demer, naast de vele kleinere valleien, behoren dan ook tot de fraaiste elementen van het landschap in Vlaanderen.