Gepubliceerd op 01-12-2020

polder

betekenis & definitie

meestal door dijken begrensd gebied met kunstmatige waterbeheersing. Naar ontstaanswijze maakt men onderscheid tussen polders verkregen door bedijking van terreinen die te laag liggen voor voldoende natuurlijke ontwatering, en droogmakerijen.

De op de eerstgenoemde wijze gevormde polders onderscheiden zich in vele gevallen door de aanwezigheid van een binnen en langs de dijk gegraven ringsloot. Deze is ontstaan door uitgraving van de grond, die nodig was voor de dijk en tevens diende voor de afwatering. Droogmakerijen hebben steeds een buitendijks gelegen ringvaart, waaruit de grond is gewonnen voor de aanleg van de polderdijk (ringdijk). Het overtollige water (neerslag, kwelwater) wordt door bemaling geloosd op zee, rivier of boezem.

Wanneer de waterstand buiten de polder tijdelijk lager is dan in de polder, kan lozing plaatsvinden langs natuurlijke weg door duikers of uitwateringssluizen. De bemaling zelf kan een bodemdaling met zich meebrengen doordat veen en in mindere mate klei bij verlies van water inklinken. Dit maakt een steeds sterkere bemaling noodzakelijk. Diepere bemaling leidt tot versnelde inklinking. Terwijl de boeren daarvan tijdelijk profiteren, zijn de stijgende kosten voor de gemeenschap aanzienlijk. Deze kosten worden niet in de landbouwprijzen doorberekend.

In Nederland worden de waterstaatsbelangen behartigd door het → waterschap.

In België zijn polders volgens de nieuwe wet van 3.6.1957 openbare besturen, wier taak erin bestaat ingedijkte gronden die op de zee en de aan het getij onderhevige waterlopen werden veroverd, in stand te houden, droog te leggen en te bevloeien. Gelet op aard en oorsprong worden de poldergronden slechts aangetroffen langs de zeekust en langs de oevers van tijrivieren; de polderzones werden afgebakend bij KB van 23.1.1958, terwijl een KB van 30.1.1958 het algemeen politiereglement voor alle polders en → wateringen zonder onderscheid heeft uitgevaardigd. Onder de vroegere versnipperde wetgeving heerste soms grote verwarring tussen polders en wateringen; de nieuwe wetgeving heeft het onderscheid tussen beide duidelijk vastgelegd. Voortaan dienen alle besturen die onder de gelding van de polderwet vallen de benaming ‘polder’ aan te nemen. Het oprichten van een polder in de aangewezen zones geschiedt bij KB na voorafgaand onderzoek door de Bestendige Deputatie. De algemene vergadering, samengesteld uit de stemgerechtigde ingelanden, stelt een reglement samen, dat pas geldig wordt door de koninklijke goedkeuring.

Daarna gaat deze vergadering over tot de aanstelling van het bestuur van de polder. Dit bestuur is samengesteld uit een dijkgraaf, een adjunct-dijkgraaf en gezworenen. Zij worden bijgestaan door een ontvangergriffier, terwijl de burgemeesters der gemeenten waarover het gebied van de polder zich uitstrekt van rechtswege lid zijn van het bestuur, echter met louter adviserende stem. Alle bestuursleden zijn met een openbaar ambt bekleed, en kunnen het voorwerp zijn van tuchtmaatregelen. Bij grote stormvloed en telkens als gevaar van overstroming dreigt, moeten alle bestuursleden zich naar de bedreigde plaatsen begeven en er de nodige maatregelen treffen. Wat de door de polders aan te leggen werken betreft met het oog op de beveiliging, de drooglegging en de bevloeiing van zijn gebied, omvat de wet een nauwkeuriger regeling, alsmede inzake het toezicht vanwege de ingenieurs van de Landelijke Waterdienst en Openbare Werken.