Ned. gemeente in de Krimpenerwaard. In Gouderak heeft zich een van de meest ernstige bodemverontreinigingen van Nederland voorgedaan.
Het betreft een ruim 3 ha grote stortplaats in de uiterwaarden van de Hollandsche IJssel, waarop later een woonwijk is gebouwd (de Zellingwijk).Het drama begon in 1952, toen de gemeenteraad van Gouderak besloot een perceel ‘water’ in de uiterwaarden te dempen en het terrein na ophoging te bestemmen als bouwterrein. Rijkswaterstaat verleende toestemming voor het plan, dat in 1960 was gerealiseerd. Met stadsvuil uit Rotterdam, vuil van scheepvaartbedrijven uit het Rotterdams havengebied en afval van de petrochemische industrie werd het terrein gedempt.
Nog tijdens het storten van het vuil deden zich incidenten voor. Zo trad in 1959 massale vissterfte op in een groot deel van het zuidelijke boezemwater van het Rijnland, die veroorzaakt werd door stortplaatsen langs de Hollandsche IJssel, m.n. de stortplaats bij Gouderak. Het ging om vergiftiging door het insekticide endrin. Ondanks de geconstateerde aanwezigheid van giftige stoffen op het stortterrein ging de geplande woningbouw gewoon door. In de 96 huizen op de stort kwamen 333 mensen te wonen (ruim 10 % van de totale bevolking van de gemeente Gouderak).
In mei 1980 meldde Gouderak de bodemverontreiniging in de Zellingwijk aan bij de provincie Zuid-Holland. In juli 1981 omschreef het provinciaal bestuur de Zellingwijk als een ernstig bodemverontreinigingsgeval, waar directe actie was geboden. Uit het daarna gehouden onderzoek bleek inderdaad de ernst van de verontreiniging. De totale hoeveelheden verontreinigingen worden globaal geschat op 135000 kg polycyclische aromaten, 14600 kg ‘drins’ (o.a. diëldrin, aldrin, endrin), 13200 kg pcb’s en ca. 110 kg benzeen. Van de gevaarlijke drins staat vast dat deze afkomstig zijn van Shell Chemie Pernis. In een kruipruimte zijn tot dusverre sterk verhoogde concentraties drins aangetoond.
Tevens is gebleken dat de afdekking op de stortplaats plaatselijk zeer dun is en uit relatief goed doorlatend materiaal bestaat. Verder zijn verontreinigingen aangetroffen in de bodem en het grondwater aan de Moordrechtse kant van de Hollandsche IJssel, direct tegenover de stort.
Op grond van de uitgevoerde onderzoeken concludeerde de provincie Zuid-Holland dat ontruiming van de woonwijk noodzakelijk is. Deze moet voor 1984 zijn voltooid. Het Rijk heeft een bedrag van f 17,5 mln. beschikbaar gesteld voor aankoop van de huizen. Er zal een saneringsonderzoek komen om duidelijkheid te verschaffen over de vraag welke technieken toegepast moeten worden voor de sanering van de stortplaats.